Als het goed is heeft u recent uw aangifte inkomstenbelasting gedaan. Veel mensen ontvangen een aanslag zonder discussie met de Belastingdienst. Maar stel dat er vervelende vragen van de Belastingdienst komen, wat is dan het speelveld?
We zijn groot gebracht met het idee dat we zo min mogelijk aan de Belastingdienst moeten betalen; in ieder geval niet meer dan de wet van ons eist. En om dat te bereiken nemen we nog wel eens een standpunt in waarvan we vinden dat het verdedigbaar is. Het zal u misschien verbazen, maar ook daarvoor hebben we regels in Nederland.
Iedereen mag gelukkig een aangifte op de voor hem of haar zo voordelig mogelijke wijze doen. Als een standpunt achteraf onjuist maar wel verdedigbaar is, of zoals fiscalisten dat noemen ‘pleitbaar’ is, dan kan er geen fiscale boete worden opgelegd. Een fiscale boete wordt opgelegd als er op zijn minst sprake is van een verwijt, bijvoorbeeld het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte.
Het bewijzen van de opzet door de Belastingdienst zal niet makkelijk zijn. Ze zullen dan e-mails of iets dergelijks moeten kunnen overleggen. Een fiscaal slimmigheidje dat alleen in uw hoofd zit, is ongeveer onmogelijk met te bewijzen opzet te beboeten. Hier wordt de Belastingdienst echter geholpen door de rechters. Opzet kan ook uit het handelen van een belastingplichtige kan worden afgeleid; zonder keihard bewijs dat iemand bewust een beboetbaar feit heeft gepleegd. Voorwaardelijk opzet wordt gedefinieerd als ‘het bewust aanvaarden van de kans dat een onjuiste aangifte wordt gedaan’.
Om het allemaal nog wat lastiger te maken is het naast de bewustheid en het aanvaarden daarvan ook nodig dat sprake is van een ‘aanmerkelijke kans’. Oftewel: de kans dat de aangifte op deze wijze onjuist zou worden bevonden, moet groot genoeg zijn om van opzet te kunnen spreken. Is die kans te klein – bijvoorbeeld doordat de kans gelet op het pleitbare standpunt aanmerkelijk(er) was dat de aangifte wel juist zou worden bevonden – dan kan er geen sprake zijn van opzet.
Maar hoe zit dit nu als u een adviseur in de arm heeft genomen om uw aangifte te doen? De hoofdregel is dat opzet van de adviseur niet aan de belastingplichtige mag worden toegerekend. Dit geldt dan echter weer niet als u zelf de opzet had om een onjuiste aangifte te doen. Bijzonder hierbij is dat u uiteindelijk de handtekening zet of uw adviseur een machtiging geeft om de concept aangifte in te dienen bij de Belastingdienst. Volgens de rechter wordt u geacht deze aangifte goed na te lezen op volledig- en juistheid. Als u weet dat de aangifte onjuist is, dan kunt u zich niet verschuilen achter uw adviseur.
De Belastingdienst kan tot slot ook een boete opleggen in het geval van grove schuld. Indien u bijvoorbeeld oprecht vergeten bent uw vermogen aan te geven in box 3 dan is er geen sprake van opzet, maar vaak wel van grove schuld. Iedere burger wordt nu eenmaal geacht de wet te kennen en op de hoogte te zijn van de fiscale regels (hoe ingewikkeld deze ook zijn). Zou de Belastingdienst niet de mogelijkheid hebben om bij grove schuld een boete op te leggen dan ben ik bang dat de gemiddelde Nederlander opeens een stuk ‘vergeetachtiger’ wordt.
Maar dan terug naar het pleitbare standpunt, want er blijven genoeg fiscale punten die voor discussie vatbaar blijven. In de fiscaliteit bevindt zich een behoorlijk grijs gebied, bijvoorbeeld inzake de vraag of er sprake is van een onderneming of over de waardering van bedrijfsvastgoed in box 3. Het opzoeken van de randen van dit grijze gebied (en dus van het pleitbare standpunt) wordt ook wel fiscale grensverkenning genoemd. Onduidelijk is waar deze grens precies ligt; tot waar kunnen we nog steeds een aanvaardbare aangifte indienen, maar toch zo min mogelijk belasting betalen? Een mooie zoektocht, zolang we ervoor zorgen dat het grensoverschrijdend gedrag zich tot onze vakantie beperkt.
![]() | Mr. Jan van Neerbos RB j.van.neerbos@verstegenaccountants.nl |